De antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s) in Nederland zijn niet onafhankelijk. Onafhankelijkheid is een minimale voorwaarde om naar behoren te functioneren.
De antidiscriminatiebureaus zijn daarnaast niet divers samengesteld en vormen zodoende geen afspiegeling van hun doelgroep. Er is geen affiniteit met de doelgroep en kennis over de problematiek ontbreekt. De ADV’s lijken verder zichzelf te beoordelen waardoor effectiviteit en transparantie uitblijft. Dit heeft weer als gevolg dat slachtoffers van racisme en discriminatie zich vaak niet melden bij de ADV’s. Zij herkennen zich niet in de besturen en klachtenbehandelaars, die geen vertrouwen en veiligheid uitstralen. De lage meldingsbereidheid zorgt ervoor dat de huidige discriminatiecijfers niet representatief zijn voor de dagelijkse realiteit. De ADV’s moeten daarom dringend en grondig hervormd worden. Eén landelijk bureau met filialen door het hele land moet de verschillende ADV’s vervangen. Dit zorgt voor een grotere efficiëntie en besparingen die ten goede komen aan preventie, voorlichting, zichtbaarheidscampagnes en onderzoek.
Algemeen
A.1> Er moet meer aandacht zijn voor de daders van racisme en discriminatie. Slachtoffers moeten gemotiveerd worden om aangifte te doen en mogen niet gecriminaliseerd worden.
A.2> Bij de bestrijding van en onderzoek naar anti-zwart racisme, antisemitisme, islamofobie en andere vormen van discriminatie moeten wetenschappers uit de doelgroep betrokken zijn.
A.3> Er moet door reclamebureaus met affiniteit met het onderwerp een meerjarige mediacampagne gelanceerd worden, met ervaringen van slachtoffers en informatie van de meldpunten, om het publiek erop te wijzen dat racisme strafbaar is.
Organisatie
O.1> Antidiscriminatievoorzieningen moeten onafhankelijk functioneren van gemeentepolitiek en/of druk van groeperingen die zij als de norm zien. Discriminatiebestrijding moet gebaseerd zijn op wetgeving en internationale verdragen die minderheden beschermen tegen racisme en andere vormen van discriminatie.
O.2> ADV’s moeten rechtstreeks en structureel gefinancierd worden door de centrale overheid. Er moet een vast budget komen voor discriminatiebestrijding door de meldpunten en een apart budget voor salarissen.
O.3> Het functioneren van de ADV’s moet landelijk geëvalueerd worden, zodat deze organisaties minder bezig zijn met het tevreden stellen van financiers en meer met de slachtoffers van discriminatie.
- Medewerkers, directieleden en bestuursleden die onvoldoende blijken te presteren, dienen vervangen te worden door kundige mensen uit gemeenschappen die getroffen worden door anti-zwart racisme en andere vormen van racisme en discriminatie.
- Op termijn moeten ADV’s vervangen worden door één landelijk Antidiscriminatiebureau (ADB) met zichtbare en herkenbare meldpunten in alle regio’s.
- Dit nationale Antidiscriminatiebureau staat slachtoffers bij in hun behoeften, heeft o.a. een gespecialiseerde onderzoeksafdeling en heeft een centrale database die meldingen uit het hele land opslaat.
- De landelijke onderzoeksafdeling toetst of er sprake is van racisme en/of discriminatie op basis van nationale wetgeving, internationale verdragen en rechtspraak.
- De landelijke onderzoeksafdeling toetst of er sprake is van racisme en/of discriminatie op basis van nationale wetgeving, internationale verdragen en rechtspraak.
- Er wordt gerapporteerd tbv dossieropbouw.
- De meldpunten nemen meldingen op.
- De meldpunten vergroten de meldingsbereidheid door zichtbaar, herkenbaar en toegankelijk te zijn voor burgers d.m.v. o.a. voorlichtingsbijeenkomsten en (landelijke) mediacampagnes.
- Het huidige budget moet naar een minimaal bedrag van €2,- per inwoner.
- De afhandeling van klachten en meldingen mag niet afhankelijk zijn van het budget.
O.4> Wanneer bij een meldpunt discriminatie of racisme wordt geconstateerd, wordt het dossier overgedragen aan het College voor de Rechten van de Mens, dat maatregelen neemt. Het College moet, net als bijvoorbeeld de Arbeidsinspectie, bevoegd zijn om sancties op te leggen en waar nodig een zaak voor de rechter te brengen.
O.5> De doelgroep moet vertegenwoordigd zijn in het bestuur, de directie, het personeelsbestand en de evaluatieteams. De landelijke duo-directie moet bij roulatie bestaan uit personen uit de doelgroep.
O.6> Klachtenbehandelaars, directie en bestuur van meldpunten dienen een training te volgen bij erkende professionals uit de Zwarte gemeenschap en gemeenschappen van kleur.
O.7> Een klachtbehandelaar moet naast het juiste opleidingsniveau, beschikken over aantoonbare competenties en affiniteit tot de doelgroep(en) van het meldpunt.